“Wie koopt er nu een huis om het uitzicht? Je gaat toch niet de hele dag uit het raam staan kijken als je ergens woont?” We staan voor het raam, vijfhoog, en de schepen op de Nieuwe Maas varen voorbij, de auto’s en bussen en SUV’s op De Boompjes rijden naar oost en naar west, onafgebroken. Mijn Manhattaniserende stad schittert ons toe.
Nee, in dit eindeloos grote appartement zou hij niet willen wonen. In Rotterdam wel hoor, bromt hij. Niet om de aanwezige 010-o’fielen te paaien – want dat is niet de levensfase waar hij nu in zit, toegeeflijk en mild en empathisch – maar gemeend. Hij is 13. Een heel leven nog voor zich, en zijn zusje al helemaal – vrouwen worden tenslotte meestal ouder dan mannen. Meestal.
Ik denk aan andere jongen, E., vroegere schoolvriend van mijn zoon. E. zal nu ook zowat 18 zijn. Hij was 12 toen zijn moeder met alle levensverwachtingsstatistieken brak, en zijn vader vertrok binnen een jaar na de uitvaart naar een andere stad. E. en zijn broer gaan nu daar naar school, blijven daar zitten, worden daar verliefd, studeren daar door en komen zelden nog in Rotterdam. De enkele keer dat ik hem nog zag (je probeert nog iets, als ouder, om een plotseling verre vriendschap van je kind te helpen onderhouden) trof me zijn blik. Ik ben bang dat ik die blik stukschrijf – dat ik verzand in clichés; “oude ziel”, “donker”, dat werk – dus hou het bij wat ik uit die blik haalde: iets onvervaards, iets onaantastbaars – een om zeep gebrachte onbevangenheid.
Een kinderleven is niet zorgeloos, maar onbevangenheid is er doorgaans wel een belangrijk onderdeel van. En hoe langer die de kans krijgt zich in je levensgroeven te nestelen, hoe beter je toegerust bent voor de bak ellende die een volwassen leven voor je in petto heeft. Je kunt je dan helderder herinneren dat er lichtheid bestaat, dat je ook áángenaam verrast kunt worden. En daarop kun je leunen wanneer het Grote Verliezen een aanvang neemt – het liefst zo laat in je leven als mogelijk.
Hij draait zich af van het fenomenale uitzicht en moppert op de slome wifi. Ik kruis zijn blik, heel even, om me te verzekeren van nog aanwezige onbevangenheid. Ik zie nog wat snippers oplichten en houd moed.