Onbegrijpelijk sterven

De kat is dood. We begraven haar in de tuin, op het plekje waar ze graag lag. Ik graaf het gat, mijn jongste strooit als eerste aarde op de nog zachte vacht, mijn oudste gooit het graf dicht. Vorige week nog bekeek ik haar vanaf het balkon. Onze poes soezend in de zon, fladderende vlinder, haar eventjes loom gespitste oor – vrediger dan dit werd het leven niet.

Ze was niet ziek, niet oud, niet ongelukkig. Bovendien bleef ze wel eens vaker een paar dagen weg, de nachtelijke Katendrechtse struiken en strandjes waren ook van haar. De schuin-om-het-hoekje-overbuurvrouw die terugkwam van drie weken vakantie vond haar, onder een tuintafeltje. Ze dacht eerst dat ze sliep: “Ze ligt er heel vredig bij, vind je niet?” Geen bloed, geen breuk, geen bult – hoe dan toch lieve poes? Hoezo ging jij daar liggen om te sterven?

Een gifmenger aan het werk misschien? Er schijnen mensen te zijn die een grafhekel aan katten hebben. Die hun rozenstruik zó vaak opnieuw hebben moeten planten dat de maat vol is. Die zó veel kattenpoep op hebben geruimd dat ze een rood waas voor de ogen krijgen. En dat er in zo’n soort mens dan stille moordlust gaat zitten gisten die zich op een dag een weg naar buiten katapulteert.

Na de plechtigheid loop ik, peinzend over de mogelijke anonieme kattendoder, naar de bakker. De buurvrouw fietst voorbij met een bos bloemen. Voor poes? denk ik even. Maar ze legt de bloemen in het parkje voor de huisartsenpraktijk, bij de andere boeketten. Die liggen in een kring rondom een bord waarop ‘voor Jurgen’ staat.

  • Dit stuk schreef ik daags na de moorden in het Erasmus MC en een huis in Delfshaven (28 sep 2023). De docent/arts die toen werd doodgeschoten, Jurgen Damen, werkte in ‘mijn’ huisartsenpraktijk.

Gerelateerde artikelen